Allerzielen, 2 november: de katholieke kerk gedenkt de overledenen. Veel katholieken bezoeken op deze dag graven van dierbaren om grafstenen en grafornamenten schoon te maken en er bloemen en lichtjes bij te plaatsen (foto: Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland). Op Allerzielen is het gebruikelijk te bidden voor de ‘zielen in het vagevuur’, een soort wachtruimte voor zielen van overledenen die nog te veel op hun kerfstok hadden om rechtstreeks tot de hemel te worden toegelaten. Hiermee ging vroeger een opmerkelijke devotionele praktijk gepaard: ‘pesjonkelen’. Dit woord gaat terug op de zogeheten ‘Portiuncula-aflaat’, genoemd naar een door de heilige Franciscus opgeknapt klein kerkje bij zijn geboorteplaats Assisi, waar de aflaat (kwijtschelding van zonden) oorspronkelijk werd verleend. Later kon deze ook voor de zielen van overledenen worden verkregen tijdens de mis op Allerzielen om ze daardoor uit het vagevuur te ‘redden’. Wie in de kerk vijf ‘Onze Vaders’, vijf ‘Weesgegroetjes’ en vijf ‘Eer aan de Vaders’ ging bidden, had dan een ziel bevrijd uit het vagevuur. Verliet men daarna de kerk om er meteen weer terug te keren, kon weer een ‘reddingsactie’ beginnen, door de gebeden te herhalen. Dat gebeurde vaak vele malen. Het was voor sommigen een soort sportieve prestatie om zoveel mogelijk zielen toegang tot de hemel te verlenen. Tegenwoordig kan de aflaat maar één keer worden verdiend.