In de week voorafgaand aan Kerstmis is het in katholieke kerken gebruikelijk om een kerststal in te richten. Vaak wordt bij de kerstgroep een ‘knikengeltje’ geplaatst, ook wel ‘engeltje knik’ genoemd. Het beeldje stelt een engel voor die op een offerblok zit en een soort spaarpot vasthoudt. De engel heeft een scharnierend hoofd dat begint te knikken als er een muntstuk in gedaan wordt. Veel katholieken gaan bij het zien van de knikengel in gedachten terug naar hun kindertijd, toen dit beeldje voor hen een haast magische uitstraling had. De knikengel bij de kerststal in de Bossche Sint-Janskathedraal (foto) heeft nog steeds een grote aantrekkingskracht op kinderen. Op de site van het Brabants Historisch Informatie Centrum beschrijft Elly Schouten-van de Mosselaar hoe zij uitkeek naar het bezoek aan het knikengeltje en wat voor indruk dat op haar maakte: “In mijn kinderogen was hij helemaal écht! Hij leefde als het ware! Het was een wonder! We liepen er tijdens de Kerstdagen geregeld naar toe, vol verlangen. De drang naar de engel was zo groot dat we sneeuw, hagel, regen en wind trotseerden om ons centje af te geven. Werkelijk ieder muntje dat we op de een of andere manier kregen, vonden of zochten in potjes en laatjes werd er naar toe ‘gehuppeld’. … Ongeduldig als ik was duurde de ‘adempauze’ tussen twee centjes, als het Engeltje ‘uit moest knikken’, in mijn herinnering erg lang. En bij het laatste, bijna ‘vastgeroeste’, vertrok ‘de blijdschap in mijn buik’ om plaats te maken voor weemoed.”