De zeven dagen voorafgaand aan Pasen heten in de katholieke traditie ‘Goede Week’. Deze begint op de zondag vóór Pasen: ‘Palmpasen‘ of ‘Palmzondag’. Herdacht wordt dan de intocht van Jezus in Jeruzalem, waarbij hij met palmtakken werd toegejuicht. Op ‘Witte Donderdag’ wordt herdacht dat Jezus met zijn leerlingen het ‘Laatste Avondmaal’ hield en de eucharistie instelde. Aan de vooravond van Witte Donderdag is er de zogeheten ‘Chrismamis’, tijdens welke de diocesane bisschop ‘chrisma’ wijdt (olijfolie met balsem vermengd) dat wordt gebruikt bij het doopsel, vormsel, de priesterwijding en de consecratie van kerken en altaren, en zegent hij de olie voor zieken en geloofsleerlingen. De kerk herdenkt op ‘Goede Vrijdag’ Jezus’ kruisdood. ‘Paaszaterdag’ of ‘Stille Zaterdag’, zo genoemd omdat Jezus is zijn graf verbleef, eindigt met de ‘Paaswake’ waarin zijn verrijzenis wordt gevierd. Het is dan ‘Pasen‘. De laatste drie dagen van de Goede Week staan bekend als ‘Paastriduüm’ of ‘Triduüm sacrum’, ‘Heilige drie dagen’.