Na het doopsel is de ‘eerste communie’ een volgende stap op weg naar volwaardig lidmaatschap van de Rooms-Katholieke Kerk. Het vormsel rond dit proces af. Katholieke kinderen ontvingen vroeger allemaal rond het zevende levensjaar voor het eerst de ‘communie’; de in de mis geconsacreerde hostie. Dat is meestal een klein rond plat stukje ongedesemd of ongegist brood, bestaande uit tarwemeel en water. Volgens de katholieke geloofsleer veranderen tijdens de mis, brood (de hostie) en wijn in het ‘Lichaam en Bloed van Christus’, weliswaar niet zichtbaar, maar ‘wezenlijk’. Kinderen doen hun eerste communie op een zondag tussen Pasen en Pinksteren samen met andere ‘communicantjes’, zoals ze genoemd worden. Vanwege de sterk afgenomen betrokkenheid van katholieken bij de kerk, gebeurt dat niet meer massaal, zoals vroeger. Ook is de eerste communie over het algemeen niet meer het uitbundig familiefeest, zoals het ten tijde van het ‘Rijke Roomse Leven‘ was. In het zuiden van Nederland en in België zijn er hier echter nog wel restanten van te vinden (foto: parochie Sint Jan de Doper te Waalwijk en Waspik).